Vertaling van loot

Inhoud:

Nederlands
Duits
afstammeling [m], kind [o], nakomeling [m], jong [o], loot [v], spruit [v], telg [v] {zn.}
Sprößling [m] (der ~)
Sproß [m] (der ~)
Abkömmling [m] (der ~)
Ableger [m] (der ~)
Abkomme [m] (der ~)
aflegger [m], loot {zn.}
Absenker [m] (der ~)
Ableger [m] (der ~)
loten {ww.}
losen

ik loot
jij loot
hij/zij/het loot

ich lose
du lost
er/sie/es lost
» meer vervoegingen van losen

loten, verloten {ww.}
verlosen

ik loot
jij loot
hij/zij/het loot

ich verlose
du verlost
er/sie/es verlost
» meer vervoegingen van verlosen



Gerelateerd aan loot

afstammeling - kind - nakomeling - jong - spruit - telg - aflegger - loten - verloten