Vertaling van los
Inhoud:
Nederlands
Duits
los, onbelemmerd, onbezet, open, vlot, vrij, vrijgesteld {bn.}
frei
geläufig
geläufig
los , lynx {zn.}
Luchs
afgezonderd, afzonderlijk, bijzonder, los, apart, separaat, los van elkaar {bn.}
abgesondert
besonder
einzeln
separat
gesondert
getrennt
abgetrennt
besonder
einzeln
separat
gesondert
getrennt
abgetrennt
beweegbaar, los, mobiel, roerend {bn.}
beweglich
loslaten, lossen, tappen, uitlaten, vieren, weglaten {ww.}
loslassen
herauslassen
herausfließen lassen
auslassen
herauslassen
herausfließen lassen
auslassen
ik los
ich lasse los
» meer vervoegingen van loslassen
afladen, lossen, uitladen {ww.}
ausladen
ik los
ich lade aus
» meer vervoegingen van ausladen
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Duits
Laat mijn arm los!
Lassen Sie meinen Arm los!
Laat me los!
Lass mich gehen!
De hel brak los.
Es war die Hölle los.
Laat me los!
Lassen Sie mich los!
Hij liet het touw los.
Er ließ das Seil los.
Ik liet het touw los.
Ich ließ das Seil los.
Laat het touw niet los.
Lass das Seil nicht los.
Ik heb familie in Los Angeles.
Ich habe Familie in Los Angeles.
Ik heb familie in Los Angeles.
Ich habe Familie in Los Angeles.