Vertaling van maar

Inhoud:

Nederlands
Duits
echter, maar, niettemin, toch {vw.}
aber
doch
dennoch
jedoch
alleen, enkel, maar, pas, slechts, uitsluitend {bw.}
allein
bloß
erst
lediglich
nur
doch, maar, echter {vw.}
aber
allein
sondern


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Reken maar uit.

Rechne es aus.

Geen woorden, maar daden.

Handle, rede nicht.

Geloof me maar gewoon.

Glauben Sie mir einfach.

Ik heb maar een mond, maar wel twee oren.

Ich habe nur einen Mund, aber ich habe zwei Ohren.

Gaat u maar zitten waar u maar wilt.

Setz dich dahin, wo du willst.

U kunt maar beter weggaan.

Sie sollten jetzt lieber gehen.

We zijn maar eenmaal jong.

Wir sind nur einmal jung.

Nee, maar ik speel tennis.

Nein, aber ich spiele Tennis.

Maar die mogelijkheid lijkt onwaarschijnlijk.

Aber die Möglichkeit scheint unwahrscheinlich.

Maar ik heb geen geld.

Aber ich habe kein Geld.

Ik zeg het alleen maar!

Ich sag's ja nur!

Ik heb maar een wens.

Ich habe nur einen Wunsch.

Er is maar één alternatief.

Es gibt nur eine Alternative.

Maar hij heeft geluk gehad.

Aber er hatte Glück.

Maar ik heb geen geld.

Aber ich habe kein Geld.


Gerelateerd aan maar

echter - niettemin - toch - alleen - enkel - pas - slechts - uitsluitend - doch