Vertaling van macht

Inhoud:

Nederlands
Duits
macht, vermogen {zn.}
Macht [v] (die ~)
Vermögen [o] (das ~)
Kraft [v] (die ~)
Können [o] (das ~)
Gewalt [v] (die ~)
Fähigkeit [v] (die ~)
Macht en geld zijn onafscheidelijk.
Macht und Geld gehen Hand in Hand.
De koning maakte misbruik van zijn macht.
Der König hat seine Macht missbraucht.
kracht, macht, sterkte {zn.}
Stärke [v] (die ~)
Kraft [v] (die ~)
Gewalt [v] (die ~)
Kennis is macht.
Wissen ist Stärke.
heerschappij [v], mogendheid [v], macht {zn.}
Macht [v] (die ~)
Potenz [v] (die ~)
Gewalt [v] (die ~)


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Kennis is macht.

Wissen ist Stärke.

Macht en geld zijn onafscheidelijk.

Macht und Geld gehen Hand in Hand.

De koning maakte misbruik van zijn macht.

Der König hat seine Macht missbraucht.


Gerelateerd aan macht

vermogen - kracht - sterkte - heerschappij - mogendheid