Vertaling van maken

Inhoud:

Nederlands
Duits
maken, aanmaken, bedrijven, doen, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren {ww.}
tun
machen
erledigen
geben
ernennen
erregen
hervorrufen
bewirken
ordnen
brauen
abstatten
verrichten
ausführen
bereiten
stellen
halten
begehen
schneiden
schließen
zurechtmachen
anfertigen
zubereiten
herstellen
verursachen
erzeugen
veranlassen
hervorbringen
anrichten
erschaffen
abhalten
unterbreiten

wij maken
jullie maken
zij maken

wir tun
ihr tut
sie tun
» meer vervoegingen van tun

Wat moet ik doen?
Was muss ich tun?
Wat wil je doen?
Was willst du tun?
doen ontstaan, formeren, maken, ontwikkelen {ww.}
machen
gestalten
verursachen
zur Folge haben
hervorrufen
schaffen
erzeugen
entstehen lassen
hervorbringen

wij maken
jullie maken
zij maken

wir machen
ihr macht
sie machen
» meer vervoegingen van machen

Buitenlanders maken me nieuwsgierig.
Ausländer machen mich neugierig.
Kleren maken de man.
Kleider machen Leute.
componeren, maken, scheppen, schrijven {ww.}
verfassen
abfassen

wij maken
jullie maken
zij maken

wir verfassen
ihr verfasst
sie verfassen
» meer vervoegingen van verfassen

Ik moet een brief schrijven.
Ich muss einen Brief verfassen.
creëren, maken, scheppen {ww.}
schaffen
erschaffen

wij maken
jullie maken
zij maken

wir schaffen
ihr schafft
sie schaffen
» meer vervoegingen van schaffen

doen, laten, laten doen, maken {ww.}
machen
veranlassen

wij maken
jullie maken
zij maken

wir machen
ihr macht
sie machen
» meer vervoegingen van machen

Wat moet ik doen?
Was muss ich machen?
Laten we koffiepauze houden.
Lass uns eine Kaffeepause machen.
fabriceren, maken, aanmaken, vervaardigen {ww.}
herstellen
fertigen
fabrizieren

wij maken
jullie maken
zij maken

wir stellen her
ihr stellt her
sie stellen her
» meer vervoegingen van herstellen

herstellen, maken, repareren, verhelpen, verstellen {ww.}
reparieren

wij maken
jullie maken
zij maken

wir reparieren
ihr repariert
sie reparieren
» meer vervoegingen van reparieren

Ik moet het repareren.
Ich muss es reparieren lassen.
Ik heb mijn computer laten repareren.
Ich habe meinen Computer reparieren lassen.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Buitenlanders maken me nieuwsgierig.

Ausländer machen mich neugierig.

Kleren maken de man.

Kleider machen Leute.

Aangenaam kennis te maken.

Schön, dich kennen zu lernen.

Ga Mary wakker maken.

Geh und weck Mary.

Spinnen maken webben.

Spinnen weben Netze.

Vele kleintjes maken een grote.

Kleinvieh macht auch Mist.

Ik zal u gelukkig maken.

Ich mache dich glücklich.

Ik zal u gelukkig maken.

Ich werde Sie glücklich machen.

U kunt uw eigen maken.

Du kannst dir selbst einen machen.

Zouden we vandaag een afspraak maken?

Wollen wir uns heute treffen?

Hij is bang fouten te maken.

Er hat Angst, Fehler zu machen.

Ik zal een man van u maken.

Ich werde einen Mann aus dir machen.

Dat heeft er niets mee te maken.

Das hat nichts damit zu tun.

Zussen en chocola maken het leven dragelijk.

Schwestern und Schokolade machen das Leben erträglich.

Hij houdt ervan wandelingen te maken.

Er geht gerne spazieren.