Vertaling van meneer

Inhoud:

Nederlands
Duits
heer [m], heerschap [o], meneer [o], mijnheer [o] {zn.}
Herr [m] (der ~)
Meneer Long en meneer Smith praatten met elkaar.
Herr Long und Herr Smith sprachen miteinander.
Mijnheer Suzuki heeft drie dochters.
Herr Suzuki hat drei Töchter.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Meneer Jordan werd plots wakker.

Herr Jordan wachte plötzlich auf.

Hallo, is meneer Freeman er?

Hallo! Ist Herr Freeman da?

Meneer Green is leraar geschiedenis.

Herr Green ist Geschichtslehrer.

Meneer Long en meneer Smith praatten met elkaar.

Herr Long und Herr Smith sprachen miteinander.

Een dokter onderzocht meneer Brown.

Ein Arzt untersuchte Herrn Brown.

Meneer Brown heeft vier kinderen.

Herr Braun hat vier Kinder.

Meneer Wang komt uit China.

Herr Wang kommt aus China.

Is meneer Fujiwara nu thuis?

Ist Herr Fujiwara gerade zu Hause?

Meneer Smith is een goede leraar.

Herr Smith ist ein guter Lehrer.

Laat me je voorstellen aan meneer Brown.

Erlauben Sie, dass ich Sie Herrn Brown vorstelle.

Meneer White is ongeveer van mijn leeftijd.

Herr White hat ungefähr mein Alter.

Meneer Suzuki is een goede wetenschapper.

Herr Suzuki ist ein guter Wissenschaftler.

Meneer White is een verstandige mens.

Herr White ist ein vernünftiger Mensch.

Meneer Gorbatsjov, haal deze muur neer!

Herr Gorbatschow, reißen Sie diese Mauer nieder!

Meneer Brown is onze leraar Engels.

Herr Braun ist unser Englischlehrer.


Gerelateerd aan meneer

heer - heerschap - mijnheer