Vertaling van mond

Inhoud:

Nederlands
Duits
mond [m], monding [v], uitmonding [v] {zn.}
Einflußöffnung [v] (die ~)
Mündung [v] (die ~)
bek [m], mond [m], monding [v], snater {zn.}
Mund [m] (der ~)
Maul [o] (das ~)
Öffnung [v] (die ~)
Schnauze [v] (die ~)
Mündung [v] (die ~)
Doe je mond open.
Öffnen Sie den Mund!
De hond had een stuk vlees in zijn bek.
Der Hund hatte ein Stück Fleisch in seinem Maul.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Doe je mond open.

Öffnen Sie den Mund!

Spreek niet met volle mond.

Sprich nicht mit vollem Mund.

Doe je mond wijd open.

Mach deinen Mund weit auf.

Morgenstond heeft goud in de mond.

Der frühe Vogel fängt den Wurm.

Praat niet met een volle mond.

Redet nicht mit vollem Mund.

De aardappel was zo heet dat het mijn mond verbrandde.

Die Kartoffel war so heiß, dass sie mir den Mund verbrannte.

Ik heb maar een mond, maar wel twee oren.

Ich habe nur einen Mund, aber ich habe zwei Ohren.


Gerelateerd aan mond

monding - uitmonding - bek - snater