Vertaling van noemen

Inhoud:

Nederlands
Duits
citeren, noemen {ww.}
nennen
vorladen
zugedenken
angeben
zitieren
erwähnen
anführen

wij noemen
jullie noemen
zij noemen

wir nennen
ihr nennt
sie nennen
» meer vervoegingen van nennen

Mensen noemen hem Dave.
Die Leute nennen ihn Dave.
We noemen onze hond Pochi.
Wir nennen unseren Hund Pochi.
heten, noemen, benoemen, uitmaken voor {ww.}
nennen
ernennen
benennen
heißen

wij noemen
jullie noemen
zij noemen

wir nennen
ihr nennt
sie nennen
» meer vervoegingen van nennen

Hoe zou ik je gaan noemen?
Wie soll ich dich nennen?
gewag maken van, noemen, vermelden {ww.}
nennen
anführen

wij noemen
jullie noemen
zij noemen

wir nennen
ihr nennt
sie nennen
» meer vervoegingen van nennen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ze noemen hem Jim.

Man nennt ihn Jim.

Mensen noemen hem Dave.

Die Leute nennen ihn Dave.

We noemen onze hond Pochi.

Wir nennen unseren Hund Pochi.

Hoe zou ik je gaan noemen?

Wie soll ich dich nennen?

"Ik heb verschrikkelijke haast... om redenen die ik niet kan noemen," antwoordde Dima de vrouw. "Laat me alstublieft gewoon dat pak daar passen."

"Ich habe es schrecklich eilig ... aus Gründen, die ich nicht erklären kann", antwortete Dima der Frau. "Bitte lassen Sie mich einfach diesen Anzug hier anprobieren."

Op die dag in 1887 verscheen in Warschau een brochure van Ludwik Lejzer Zamenhof over een "Internationale Taal". Het was bescheiden van omvang, het motto mikte hoog: "Opdat een taal internationaal zou zijn, volstaat het niet ze zo te noemen". Als auteursnaam stond aangeduid "Doctor Esperanto".

An diesem Tag im Jahre 1887 erschien in Warschau eine Broschüre von Ludwik Lejzer Zamenhof über eine "Internationale Sprache". Ihr Umfang war bescheiden, ihr Motto ehrgeizig: "Damit eine Sprache international ist, reicht es nicht, sie so zu nennen." Als Autor war ein "Dr. Esperanto" angegeben.


Gerelateerd aan noemen

citeren - heten - benoemen - uitmaken voor - gewag maken van - vermelden