Vertaling van oefenen

Inhoud:

Nederlands
Duits
oefenen, zich oefenen {ww.}
sich üben
exerceren, oefenen, zich oefenen {ww.}
exerzieren
sich üben

wij oefenen
jullie oefenen
zij oefenen

wir exerzieren
ihr exerziert
sie exerzieren
» meer vervoegingen van exerzieren

drillen, oefenen {ww.}
üben
schulen
ausbilden
einexerzieren
einüben
exerzieren

wij oefenen
jullie oefenen
zij oefenen

wir schulen
ihr schult
sie schulen
» meer vervoegingen van schulen

Kan ik met je oefenen?
Kann ich mit Ihnen üben?


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ik ga vanmiddag Engels oefenen.

Ich werde heute Nachmittag Englisch lernen.

Ik moet gewoon oefenen

Ich brauche nur Übbung.

Kan ik met je oefenen?

Kann ich mit Ihnen üben?


Gerelateerd aan oefenen

zich oefenen - exerceren - drillen