Vertaling van onnozel

Inhoud:

Nederlands
Duits
onnozel {bn.}
albern
beuzelachtig, luizig, onbeduidend, onbetekenend, onnozel {bn.}
unbedeutend
nichtig
Bagatell-
gering, onnozel {bn.}
unwichtig
unbedeutend
belanglos
flauw, dom, onnozel, simpel, stompzinnig {bn.}
blödsinnig
stumpfsinnig
argeloos, naïef, ongekunsteld, onnozel {bn.}
naiv
onbedorven, onnozel, onschuldig, schuldeloos {bn.}
harmlos