Vertaling van onrust

Inhoud:

Nederlands
Duits
onrust {zn.}
Ausgleichshebel
Kipphebel [m] (der ~)
Ausleger [m] (der ~)
Schwinghebel
Unruhe [v] (die ~)
agitatie [v], opschudding [v], onrust, troebelen {zn.}
Erregung [v] (die ~)
gejaagdheid [v], rusteloosheid [v], woeligheid [v], onrust {zn.}
Gärung [v] (die ~)


Gerelateerd aan onrust

agitatie - opschudding - troebelen - gejaagdheid - rusteloosheid - woeligheid