Vertaling van onschuldig
Inhoud:
Nederlands
Duits
goedaardig, onschuldig {bn.}
gutartig
onbedorven, onnozel, onschuldig, schuldeloos {bn.}
harmlos
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Duits
Ik ben ervan overtuigd dat hij onschuldig is.
Ich bin davon überzeugt, dass er unschuldig ist.
Het wordt algemeen aangenomen dat hij onschuldig was.
Die allgemeine Meinung ist, dass er unschuldig war.
Het nieuwsbericht beeldde de verdachtte als schuldig af, hoewel hij onschuldig bevonden was.
Der Zeitungsartikel beschrieb den Angeklagten wie einen Schuldigen, obwohl er erwiesenermaßen unschuldig war.