Vertaling van ontmoeten

Inhoud:

Nederlands
Duits
aantreffen, ontmoeten, tegemoet treden, tegenkomen, treffen {ww.}
begegnen
antreffen

wij ontmoeten
jullie ontmoeten
zij ontmoeten

wir begegnen
ihr begegnet
sie begegnen
» meer vervoegingen van begegnen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Een persoon genaamd Itoh wil jou ontmoeten.

Ein Herr Itō will Sie treffen.

Iedereen wil je ontmoeten, je bent beroemd!

Jeder will dich treffen, du bist berühmt!

Ah, wanneer ontmoeten ze elkaar weer?

Ah, wann werden sie sich wiedersehen?

Leuk je te ontmoeten!

Freut mich, Sie kennen zu lernen.

Ken ging naar het park om Yumi te ontmoeten.

Ken ging in den Park, um sich mit Yumi zu treffen.

Ik had de eer niet om hem te ontmoeten.

Ich hatte nicht die Ehre, ihn zu kennen.

Het spijt me dat ik je vanavond niet kan ontmoeten.

Ich bedaure, dass ich dich heute Abend nicht treffen kann.

Vergeet niet mij aan het station te ontmoeten.

Vergiss nicht, mich vom Bahnhof abzuholen!

Ik kijk er naar uit om je te ontmoeten.

Ich freue mich dich zu treffen.

Een man genaamd mijnheer Itoh wil jou ontmoeten.

Ein Herr Itō will Sie treffen.

Culturen uit het Oosten en het Westen ontmoeten elkaar in dit land.

Kulturen aus Ost und West treffen sich in diesem Land.

Eindelijk ontmoeten we elkaar dan! Ik heb hier zo lang op gewacht.

Endlich treffen wir uns! Ich habe so lange auf diesen Moment gewartet.


Gerelateerd aan ontmoeten

aantreffen - tegemoet treden - tegenkomen - treffen