Vertaling van ook
ebenfalls
gleichfalls
freilich
immerhin
ja
ja doch
wohl
zwar
Voorbeelden in zinsverband
Ook dat is waar.
Das ist auch wahr.
Ik ben ook leraar.
Ich bin auch Lehrer.
Hij komt ook niet.
Er kommt auch nicht.
Ik ook niet.
Ich auch nicht.
Hij studeert ook Chinees.
Er studiert auch Chinesisch.
Komen zij ook?
Kommen sie auch?
Misschien spreekt Jack ook Spaans.
Jack spricht vielleicht auch Spanisch.
"Zij houdt van muziek." "Ik ook."
"Sie mag Musik." "Ich auch."
Ik kan het ook niet uitleggen.
Ich kann es auch nicht erklären.
We zijn ook naar de tempel geweest.
Wir gingen auch zu dem Tempel.
We hebben ook lenzen in ons assortiment.
Wir haben auch Linsen in unserem Sortiment.
Kan dat ook anders geformuleerd worden?
Kann man das anders ausdrücken?
Er zijn ook katten op Mars.
Auf dem Mars gibt es auch Katzen.
We hebben ook linzen in ons assortiment.
Wir haben auch Linsen in unserem Sortiment.
Met mij gaat het ook goed.
Mir geht es auch gut.