Vertaling van op weg gaan
losgehen
Geräusch machen
lärmen
brausen
wij gaan aan
jullie gaan aan
zij gaan aan
wir lärmen
ihr lärmt
sie lärmen
» meer vervoegingen van lärmen
entbrennen
wij gaan aan
jullie gaan aan
zij gaan aan
wir entbrennen
ihr entbrennt
sie entbrennen
» meer vervoegingen van entbrennen
sich schließen
zufallen
zij gaan dicht
sie fallen zu
» meer vervoegingen van zufallen
wij gaan binnen
jullie gaan binnen
zij gaan binnen
wir treten ein
ihr tretet ein
sie treten ein
» meer vervoegingen van eintreten
betreffen
angehen
wij gaan aan
jullie gaan aan
zij gaan aan
wir langen an
ihr langt an
sie langen an
» meer vervoegingen van anlangen
abreisen
wij gaan af
jullie gaan af
zij gaan af
wir gehen fort
ihr geht fort
sie gehen fort
» meer vervoegingen van fortgehen
formen
gestalten
bilden
wij gaan aan
jullie gaan aan
zij gaan aan
wir formieren
ihr formiert
sie formieren
» meer vervoegingen van formieren
wij gaan dood
jullie gaan dood
zij gaan dood
wir sterben
ihr sterbt
sie sterben
» meer vervoegingen van sterben
verkehren
wij gaan aan
jullie gaan aan
zij gaan aan
wir verkehren
ihr verkehrt
sie verkehren
» meer vervoegingen van verkehren
einen Besuch abstatten
wij gaan af
jullie gaan af
zij gaan af
wir besuchen
ihr besucht
sie besuchen
» meer vervoegingen van besuchen
sich zieren
vortäuschen
vorgeben
sich den Anschein geben
spielen
gespreitzt tun
sich geziert benehmen
sich unnatürlich benehmen
wij gaan door
jullie gaan door
wir täuschen vor
ihr täuscht vor
» meer vervoegingen van vortäuschen
fortführen
fortsetzen
weiterführen
wij gaan door
jullie gaan door
wir fahren fort
ihr fahrt fort
» meer vervoegingen van fortfahren
zij gaan dicht
sie vernarben
» meer vervoegingen van vernarben
abschließen
wij gaan aan
jullie gaan aan
zij gaan aan
wir schließen ab
ihr schließt ab
sie schließen ab
» meer vervoegingen van abschließen
durchqueren
hindurchgehen
wij gaan door
jullie gaan door
wir gehen durch
ihr geht durch
» meer vervoegingen van durchgehen