Vertaling van opborrelen

Inhoud:

Nederlands
Duits
ontspringen, opborrelen, opwellen, voortkomen, wellen {ww.}
seinen Ursprung haben in
hervorsprudeln
entstammen
entspringen

hij/zij/het zal opborrelen
zij zult opborrelen
hij/zij/het zal opborrelen

er/sie/es wird hervorsprudeln
sie werden hervorsprudeln
er/sie/es würde hervorsprudeln
» meer vervoegingen van hervorsprudeln



Gerelateerd aan opborrelen

ontspringen - opwellen - voortkomen - wellen