Vertaling van opbreken
Inhoud:
Nederlands
Duits
afbreken, opbreken, opheffen, staken, stelpen, stoppen, stopzetten {ww.}
einstellen
beenden
Einhalt gebieten
ein Ende machen
beenden
Einhalt gebieten
ein Ende machen
ik zal opbreken
jij zult opbreken
hij/zij/het zal opbreken
ich werde einstellen
du wirst einstellen
er/sie/es wird einstellen
» meer vervoegingen van einstellen