Vertaling van opdragen

Inhoud:

Nederlands
Duits
opdragen, spanderen, spenderen, toewijden {ww.}
dedizieren
widmen
zueignen
weihen

ik zal opdragen
jij zult opdragen
hij/zij/het zal opdragen

ich werde dedizieren
du wirst dedizieren
er/sie/es wird dedizieren
» meer vervoegingen van dedizieren

celebreren, opdragen, vieren {ww.}
feiern
festlich begehen
zelebrieren

ik zal opdragen
jij zult opdragen
hij/zij/het zal opdragen

ich werde feiern
du wirst feiern
er/sie/es wird feiern
» meer vervoegingen van feiern

Op 14 februari vieren Amerikanen Valentijnsdag.
Am vierzehnten Februar feiern die Amerikaner den Valentinstag.
belasten met, opdracht geven, opdragen {ww.}
betrauen
beauftragen

ik zal opdragen
jij zult opdragen
hij/zij/het zal opdragen

ich werde betrauen
du wirst betrauen
er/sie/es wird betrauen
» meer vervoegingen van betrauen



Gerelateerd aan opdragen

spanderen - spenderen - toewijden - celebreren - vieren - belasten met - opdracht geven