Vertaling van opgaan
Inhoud:
Nederlands
Duits
opgaan, opkomen, opstaan, rijzen, stijgen, verrijzen, wassen {ww.}
sich erheben
steigen
aufgehen
steigen
aufgehen
ik zal opgaan
jij zult opgaan
hij/zij/het zal opgaan
ich werde steigen
du wirst steigen
er/sie/es wird steigen
» meer vervoegingen van steigen
geassimileerd worden, opgaan {ww.}
sich anpassen
assimiliert werden
sich angleichen
assimiliert werden
sich angleichen
gelden, geldig zijn, opgaan, valideren, vigeren {ww.}
gelten
hij/zij/het zal opgaan
zij zullen opgaan
hij/zij/het zou opgaan
er/sie/es wird gelten
sie werden gelten
er/sie/es würde gelten
» meer vervoegingen van gelten
begaan, bestijgen, opgaan {ww.}
besteigen
ik zal opgaan
jij zult opgaan
hij/zij/het zal opgaan
ich werde besteigen
du wirst besteigen
er/sie/es wird besteigen
» meer vervoegingen van besteigen