Vertaling van opgewonden
Inhoud:
Nederlands
Duits
geil, welig, heet, opgewonden {bn.}
geil
scharf
sexuell erregt
scharf
sexuell erregt
gejaagd, opgewonden {bn.}
erregt
aufgeregt
hitzig
aufgeregt
hitzig
spoelen, winden, op een klos winden, opwinden {ww.}
aufwickeln
aufspulen
wickeln
spulen
aufspulen
wickeln
spulen
ik heb opgewonden
jij hebt opgewonden
hij/zij/het heeft opgewonden
ich habe aufgewickelt
du hast aufgewickelt
er/sie/es hat aufgewickelt
» meer vervoegingen van aufwickeln
aanwakkeren, opwinden, prikkelen, verhitten, werken op {ww.}
anfachen
aufreizen
reizen
schüren
erregen
ermutigen
anregen
aufregen
anfeuern
aufreizen
reizen
schüren
erregen
ermutigen
anregen
aufregen
anfeuern
ik heb opgewonden
jij hebt opgewonden
hij/zij/het heeft opgewonden
ich habe angefacht
du hast angefacht
er/sie/es hat angefacht
» meer vervoegingen van anfachen
nauwer aanhalen, opwinden, spannen, strekken, uitrekken {ww.}
anziehen
straffen
ausspannen
anspannen
spannen
aufziehen
straffen
ausspannen
anspannen
spannen
aufziehen
ik heb opgewonden
jij hebt opgewonden
hij/zij/het heeft opgewonden
ich habe angezogen
du hast angezogen
er/sie/es hat angezogen
» meer vervoegingen van anziehen
agiteren, ophitsen, opruien, opstoken, opwinden, schudden {ww.}
aufwühlen
in Unruhe versetzen
in Aufruhr versetzen
in Wallung bringen
aufwiegeln
agitieren
in Unruhe versetzen
in Aufruhr versetzen
in Wallung bringen
aufwiegeln
agitieren
ik heb opgewonden
jij hebt opgewonden
hij/zij/het heeft opgewonden
ich habe aufgewühlt
du hast aufgewühlt
er/sie/es hat aufgewühlt
» meer vervoegingen van aufwühlen