Vertaling van ophouden

Inhoud:

Nederlands
Duits
ophouden, rekken, strekken, uitbreiden, uitsteken, uitstrekken {ww.}
erweitern
ausdehnen
dehnen
aufhängen
recken
auslegen
auswerfen
aufspannen
ausspannen
erstrecken
ausstrecken
strecken
ausrecken
ausbreiten

ik zal ophouden
jij zult ophouden
hij/zij/het zal ophouden

ich werde erweitern
du wirst erweitern
er/sie/es wird erweitern
» meer vervoegingen van erweitern

aflopen, eindigen, ophouden, uitgaan, uitlopen, uitraken, verlopen {ww.}
aufhören
auslaufen
ablaufen
ein Ende nehmen
zu Ende gehen
endigen
enden

ik zal ophouden
jij zult ophouden
hij/zij/het zal ophouden

ich werde aufhören
du wirst aufhören
er/sie/es wird aufhören
» meer vervoegingen van aufhören

Kun je alstublieft ophouden met zingen?
Könntest du bitte aufhören zu singen?
Stel u voor dat ge begint te hikken en niet meer kunt ophouden.
Stell dir vor, du bekommst einen Schluckauf und kannst nicht aufhören damit.
detineren, ophouden, reserveren, terughouden, weerhouden {ww.}
zurückhalten

ik zal ophouden
jij zult ophouden
hij/zij/het zal ophouden

ich werde zurückhalten
du wirst zurückhalten
er/sie/es wird zurückhalten
» meer vervoegingen van zurückhalten

aflaten, ophouden, stoppen, uitscheiden, wijken {ww.}
aufhören

ik zal ophouden
jij zult ophouden
hij/zij/het zal ophouden

ich werde aufhören
du wirst aufhören
er/sie/es wird aufhören
» meer vervoegingen van aufhören

Ik kon Tom niet stoppen.
Ich konnte nicht aufhören Tom.
Ge zoudt moeten stoppen met roken.
Sie sollten aufhören zu rauchen.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Het regende zonder ophouden.

Es regnete ununterbrochen.

Kun je alstublieft ophouden met zingen?

Könntest du bitte aufhören zu singen?

Stel u voor dat ge begint te hikken en niet meer kunt ophouden.

Stell dir vor, du bekommst einen Schluckauf und kannst nicht aufhören damit.