Vertaling van opzetten

Inhoud:

Nederlands
Duits
opzetten, rechtop zetten {ww.}
sträuben
struppig machen

ik zal opzetten
jij zult opzetten
hij/zij/het zal opzetten

ich werde sträuben
du wirst sträuben
er/sie/es wird sträuben
» meer vervoegingen van sträuben

opzetten, rijzen, uitdijen, zwellen, opzwellen {ww.}
strotzen
schwellen

ik zal opzetten
jij zult opzetten
hij/zij/het zal opzetten

ich werde strotzen
du wirst strotzen
er/sie/es wird strotzen
» meer vervoegingen van strotzen

opzetten {ww.}
ausstopfen

ik zal opzetten
jij zult opzetten
hij/zij/het zal opzetten

ich werde ausstopfen
du wirst ausstopfen
er/sie/es wird ausstopfen
» meer vervoegingen van ausstopfen

ontvouwen, opzetten, uitspreiden, uitvouwen {ww.}
aufkrempeln
ausbreiten
aufschlagen
entfalten

ik zal opzetten
jij zult opzetten
hij/zij/het zal opzetten

ich werde aufkrempeln
du wirst aufkrempeln
er/sie/es wird aufkrempeln
» meer vervoegingen van aufkrempeln

vullen, opvullen, opzetten {ww.}
polstern

ik zal opzetten
jij zult opzetten
hij/zij/het zal opzetten

ich werde polstern
du wirst polstern
er/sie/es wird polstern
» meer vervoegingen van polstern

ontwerp, opzet (mv. opzetten), plan [o], plattegrond {zn.}
Plan [v] (die ~)
Grundriß [m] (der ~)
Riß [m] (der ~)
Entwurf [m] (der ~)
Abriß [m] (der ~)
Het plan zal werken.
Der Plan wird funktionieren.
We hebben een plan nodig.
Wir brauchen einen Plan.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Men moet een helm opzetten om het hoofd te beschermen.

Man muss einen Helm aufsetzen, um den Kopf zu schützen.

Misschien moet jij dan een mondkapje opzetten.

Vielleicht sollten Sie eine Mundkappe tragen.