Vertaling van paar

Inhoud:

Nederlands
Duits
duo [o], koppel, paar, stel, tweetal {zn.}
Anzahl von zwei
verzamelen, bijeenbrengen, bijeengaren, bijeenkrijgen, rapen, samenbrengen, verenigen, vergaren, paren, vergaderen, accumuleren, ophopen, opeenhopen {ww.}
aufstauen
auflaufen lassen
aufspeichern
stauen
speichern
aufhäufen
ansammeln
anhäufen
akkumulieren

ik paar

ich staue auf
» meer vervoegingen van aufstauen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ik kocht een paar laarzen.

Ich kaufte ein Paar Stiefel.

Een paar jongens kwamen het klaslokaal binnen.

Einige Jungen betraten das Klassenzimmer.

In het mandje zitten een paar appels.

In dem Korb sind ein paar Äpfel.

Kunt u ons een paar voorbeelden geven?

Gib uns bitte einige Beispiele.

Het paar besloot een wees te adopteren.

Das Paar entschied sich, ein Waisenkind zu adoptieren.

Ze verbleef er voor een paar dagen.

Sie blieb dort mehrere Tage.

Tom neemt een paar dagen vrij.

Tom nimmt sich ein paar Tage frei.

Mag ik een paar vragen stellen?

Kann ich ein paar Fragen stellen?

Ik wil een paar lege glazen.

Ich möchte ein paar leere Gläser.

De telefoon ging een paar keer over.

Das Telefon hat einige Male geläutet.

Haar huis staat een paar kilometer hiervandaan.

Ihr Haus liegt ein paar Kilometer von hier entfernt.

Ze is een paar keer naar Hawaï geweest.

Sie war schon mehrere Male in Hawaii.

Het oude paar gaf hun zoon op als vermist.

Das alte Paar gab seinen Sohn auf.

Ik heb zelf ook al een paar keer parkeerboetes betaald.

Ich habe selbst schon mehrmals Bußgelder für widerrechtliches Parken bezahlt.

De klokken luidden, terwijl het paar de kerk verliet.

Die Glocken läuteten, als das Paar aus der Kirche kam.