Vertaling van passen
wij passen
jullie passen
zij passen
wir passen
ihr passt
sie passen
» meer vervoegingen van passen
fügen
ziemen
behagen
wij passen
jullie passen
zij passen
wir geziemen
ihr geziemt
sie geziemen
» meer vervoegingen van geziemen
sich ziemen
sich geschicken
sich gehören
harmonieren
wij passen
jullie passen
zij passen
wir harmonieren
ihr harmoniert
sie harmonieren
» meer vervoegingen van harmonieren
probieren
prüfen
erproben
wij passen
jullie passen
zij passen
wir versuchen
ihr versucht
sie versuchen
» meer vervoegingen van versuchen
Paß
Tritt
bloß
erst
lediglich
nur
gerade
just
soeben
Voorbeelden in zinsverband
Deze schoenen passen niet.
Diese Schuhe passen mir nicht.
Mag ik deze jurk passen?
Kann ich dieses Kleid anprobieren?
Mag ik het eens passen?
Kann ich es anprobieren?
Je schoenen passen niet bij dat pak.
Deine Schuhe passen nicht zum Anzug.
Ik zal op je kinderen passen vanavond.
Ich werde heute Abend auf eure Kinder aufpassen.
Die schoenen passen niet met het pak.
Diese Schuhe passen nicht zu dem Anzug.
Zoudt ge even op mijn koffer willen passen?
Könntet ihr bitte kurz auf meinen Koffer aufpassen?
Er passen krap vijftig mensen in deze zaal.
Es passen knapp fünfzig Menschen in diesen Saal.
Deze brillen passen me niet goed, ze zijn te groot.
Diese Brille passt mir nicht gut. Sie ist zu groß.
"Ik heb verschrikkelijke haast... om redenen die ik niet kan noemen," antwoordde Dima de vrouw. "Laat me alstublieft gewoon dat pak daar passen."
"Ich habe es schrecklich eilig ... aus Gründen, die ich nicht erklären kann", antwortete Dima der Frau. "Bitte lassen Sie mich einfach diesen Anzug hier anprobieren."