Vertaling van prik

Inhoud:

Nederlands
Duits
lamprei, prik {zn.}
Neunauge [o] (das ~)
pikken, priemen, prikken, steken {ww.}
sticheln
stechen
stecken
stacheln

ik prik

ich stich(e)le
» meer vervoegingen van sticheln



Gerelateerd aan prik

lamprei - pikken - priemen - prikken - steken