Vertaling van rekenen tot

Inhoud:

Nederlands
Duits
aanrekenen, rekenen tot {ww.}
beimessen
zuzählen
anrechnen

wij rekenen aan
jullie rekenen aan
zij rekenen aan

wir messen bei
ihr messt bei
sie messen bei
» meer vervoegingen van beimessen

calculeren, rekenen, berekenen, tellen, uitrekenen {ww.}
rechnen
berechnen
kalkulieren
erachten

wij rekenen
jullie rekenen
zij rekenen

wir rechnen
ihr rechnet
sie rechnen
» meer vervoegingen van rechnen

Hij is niet verstandig genoeg om getallen in het hoofd op te tellen.
Er ist nicht intelligent genug, im Kopf zu rechnen.
eisen, opeisen, rekenen, vereisen, vergen, voorschrijven, vorderen {ww.}
zumuten
verlangen
fordern
erfordern
erheischen

wij rekenen
jullie rekenen
zij rekenen

wir muten zu
ihr mutet zu
sie muten zu
» meer vervoegingen van zumuten

aanhouden, arresteren, inrekenen, in verzekerde bewaring nemen {ww.}
arretieren
verhaften
arrestieren
festnehmen

wij rekenen in
jullie rekenen in
zij rekenen in

wir arretieren
ihr arretiert
sie arretieren
» meer vervoegingen van arretieren

aanrekenen, toedichten, toeschrijven, toerekenen, wijten {ww.}
zur Last legen
zuschreiben
imputieren

wij rekenen aan
jullie rekenen aan
zij rekenen aan

wir schreiben zu
ihr schreibt zu
sie schreiben zu
» meer vervoegingen van zuschreiben