Vertaling van schalmen
Inhoud:
Nederlands
Duits
aflopen, beieren, galmen, kleppen, luiden, schalmen, overgaan {ww.}
läuten
tönen
schallen
klingen
hallen
tönen
schallen
klingen
hallen
wij schalmen
jullie schalmen
zij schalmen
wir schallen
ihr schallt
sie schallen
» meer vervoegingen van schallen