Vertaling van schijn

Inhoud:

Nederlands
Duits
aanzien [o], schijn [m] {zn.}
Ansehen [o] (das ~)
Schein [m] (der ~)
Aussehen [o] (das ~)
Augenschein [m] (der ~)
Anschein [m] (der ~)
Niet opnieuw! Zie hoe die twee elkaar kussen. Ze staan echt in vuur en in vlam voor elkaar. Ik kan dit niet langer aanzien.
Nicht schon wieder! Schau, wie die zwei sich küssen. Die sind wirklich scharf aufeinander. Ich kann es nicht mehr mit ansehen.
schittering [v], glans, schijn [m], pracht {zn.}
Glanz [m] (der ~)
aanblik [m], aanzien [o], air [o], verschijning [v], schijn, uiterlijk, voorkomen, vóórkomen {zn.}
Erscheinung [v] (die ~)
Aussehen [o] (das ~)
Aspekt [m] (der ~)
Anblick [m] (der ~)
licht [o], schijn [m], schijnsel [o] {zn.}
Licht [o] (das ~)
Ik kan het licht zien.
Ich kann das Licht sehen.
Zij heeft het licht aangedaan.
Sie schaltete das Licht an.
lijken, overkomen, schijnen, toeschijnen, voorkomen, vóórkomen {ww.}
scheinen

ik schijn

ich scheine
» meer vervoegingen van scheinen

blinken, glanzen, schijnen, schitteren {ww.}
strahlen
schimmern
glänzen
scheinen
blinken

ik schijn

ich strahle
» meer vervoegingen van strahlen

aan zijn, lichten, licht geven, schijnen {ww.}
leuchten

ik schijn

ich leuchte
» meer vervoegingen van leuchten