Vertaling van snor
Inhoud:
Nederlands
Duits
knevel , snor {zn.}
Schnurrbart
Hij heeft zijn snor afgeschoren.
Er rasierte seinen Schnurrbart.
brommen, gonzen, razen, snorren, suizelen, suizen, tuiten, zoemen {ww.}
summen
ik snor
ich summe
» meer vervoegingen van summen
snorren, zoeken, opzoeken, uitkijken, uitzien {ww.}
suchen
ausschauen
aufsuchen
ausschauen nach
ausschauen
aufsuchen
ausschauen nach
ik snor
ich suche
» meer vervoegingen van suchen
Ik moet naar mijn pen zoeken.
Ich muss meinen Stift suchen.
Wat heeft deze stoel hier te zoeken?
Was hat der Stuhl hier zu suchen?