Vertaling van snorken

Inhoud:

Nederlands
Duits
bluffen, opscheppen, pochen, snoeven, snorken, stoffen, zwetsen {ww.}
sich brüsten
angeben
prahlen
aufschneiden
ausposaunen

wij snorken
jullie snorken
zij snorken

wir geben an
ihr gebt an
sie geben an
» meer vervoegingen van angeben

knorren, ronken, snorken, snurken {ww.}
schnarchen

wij snorken
jullie snorken
zij snorken

wir schnarchen
ihr schnarcht
sie schnarchen
» meer vervoegingen van schnarchen



Gerelateerd aan snorken

bluffen - opscheppen - pochen - snoeven - stoffen - zwetsen - knorren - ronken - snurken