Vertaling van spoedig
Inhoud:
Nederlands
Duits
spoedig {bn.}
baldig
gauw, gezwind, haastig, snel, spoedig, vlug {bn.}
geschwind
hurtig
rasch
schnell
hurtig
rasch
schnell
alras, dra, gauw, haast, spoedig, weldra, welhaast, binnenkort {bw.}
bald
alsbald
alsbald