Vertaling van spreken

Inhoud:

Nederlands
Duits
spreken, praten {ww.}
sprechen
reden

wij spreken
jullie spreken
zij spreken

wir sprechen
ihr sprecht
sie sprechen
» meer vervoegingen van sprechen

Kunnen we praten?
Können wir reden?
Hij stopte plotseling met praten.
Plötzlich hörte er auf zu reden.
spraak, spreken {zn.}
Wort
Daden spreken luider dan woorden.
Die Tat wirkt mächtiger als das Wort.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Hij kan Japans spreken.

Er kann Japanisch sprechen.

Zij kunnen Spaans spreken.

Sie können Spanisch.

Hij kan Japans spreken.

Er kann Japanisch sprechen.

Ik kan Engels spreken.

Ich kann Englisch sprechen.

Zij kunnen Spaans spreken.

Sie können Spanisch.

Ik kan niet spreken.

Ich kann nicht sprechen.

Spreken jullie Engels?

Sprichst du Englisch?

Hij kan Frans spreken.

Er kann Französisch.

Engels spreken is nuttig.

Es ist nützlich, Englisch zu sprechen.

Wij spreken Japans.

Wir sprechen Japanisch.

Engels spreken is moeilijk.

Englisch sprechen ist schwierig.

Een miljard mensen spreken Engels.

Eine Milliarde Menschen sprechen Englisch.

In Hongarije spreken ze Hongaars.

In Ungarn spricht man Ungarisch.

Spreken ze in Canada Engels?

Wird in Kanada Englisch gesprochen?

Hij kan vijf talen spreken.

Er kann fünf Sprachen sprechen.


Gerelateerd aan spreken

praten - spraak