Vertaling van sprenkelen

Inhoud:

Nederlands
Duits
sprenkelen, besprenkelen, sproeien, besproeien {ww.}
benetzen
besprühen
besprengen

wij sprenkelen
jullie sprenkelen
zij sprenkelen

wir benetzen
ihr benetzt
sie benetzen
» meer vervoegingen van benetzen



Gerelateerd aan sprenkelen

besprenkelen - sproeien - besproeien