Vertaling van stil

Inhoud:

Nederlands

Duits

stil, zacht, zwak {bn.}

leise

stil, zwijgend, stilzwijgend {bn.}

schweigend
verschwiegen
still

bedaard, kalm, rustig, stil {bn.}

fromm
gelassen
ruhig
sanft

bewegingloos, onbeweeglijk, roerloos, stationair, stil {bn.}

still

geluidloos, geruisloos, stil, muisstil {bn.}

geräuschlos
lautlos

stillen, sussen, temmen, tot rust brengen, verslaan {ww.}

dämpfen
züchtigen
besänftigen

ik stil

Nederlands

Duits

Ze werd plots stil.

Plötzlich verstummte sie.

Waarom is ze zo stil?

Warum ist sie so still?

De klok staat stil. Hij heeft een nieuwe batterij nodig.

Die Uhr ist stehengeblieben. Sie braucht eine neue Batterie.

We waren zo opgewonden dat we niet stil konden zitten.

Wir waren so aufgeregt, dass wir nicht still sitzen konnten.

Als ik alleen thuis ben, is het te stil in huis.

Wenn ich allein zuhause bin, ist es zu still im Haus.