Vertaling van stipt

Inhoud:

Nederlands
Duits
tijdig, vroegtijdig, accuraat, nauwgezet, nauwkeurig, prompt, stipt, zorgvuldig, punctueel {bn.}
akkurat
genau
sorgfältig
ordentlich
pünktlich
richtig
exakt
präzis
juist, minutieus, precies, scherp, secuur, stipt, zorgvuldig {bn.}
bestimmt
bündig
exakt
genau
präzis
präzise
pünktlich