Vertaling van stoppen

Inhoud:

Nederlands
Duits
leggen, steken, plaatsen, stellen, stoppen, zetten, doen {ww.}
stellen
setzen
stecken
legen

wij stoppen
jullie stoppen
zij stoppen

wir stellen
ihr stellt
sie stellen
» meer vervoegingen van stellen

Mag ik de tv zachter zetten?
Darf ich den Fernseher leiser stellen?
Mag ik een vraag stellen?
Könnte ich eine Frage stellen?
afslaan, blijven staan, halt houden, stilhouden, stilstaan, stoppen {ww.}
stehen bleiben
innehalten
stoppen
stocken
Halt machen
anhalten
halten

wij stoppen
jullie stoppen
zij stoppen

wir halten inne
ihr haltet inne
sie halten inne
» meer vervoegingen van innehalten

Ga je daar de hele dag blijven staan?
Wirst du dort den ganzen Tag stehen bleiben?
boeten, flikken, lappen, oplappen, stoppen, verstellen {ww.}
flicken
ausbessern

wij stoppen
jullie stoppen
zij stoppen

wir flicken
ihr flickt
sie flicken
» meer vervoegingen van flicken

dempen, vullen, invullen, spekken, stoppen, volmaken, volschenken {ww.}
erfüllen
ausfüllen

wij stoppen
jullie stoppen
zij stoppen

wir erfüllen
ihr erfüllt
sie erfüllen
» meer vervoegingen van erfüllen

aflaten, ophouden, stoppen, uitscheiden, wijken {ww.}
aufhören

wij stoppen
jullie stoppen
zij stoppen

wir hören auf
ihr hört auf
sie hören auf
» meer vervoegingen van aufhören

Ik kon Tom niet stoppen.
Ich konnte nicht aufhören Tom.
Ge zoudt moeten stoppen met roken.
Sie sollten aufhören zu rauchen.
dichten, dichtmaken, stoppen, toestoppen, verstoppen, volstoppen {ww.}
zustopfen
stopfen
verstopfen
pfropfen

wij stoppen
jullie stoppen
zij stoppen

wir stopfen zu
ihr stopft zu
sie stopfen zu
» meer vervoegingen van zustopfen

aanhouden, keren, stilleggen, stilzetten, stoppen, stuiten {ww.}
aufhalten
sperren
zum Stehen bringen
anhalten

wij stoppen
jullie stoppen
zij stoppen

wir halten auf
ihr haltet auf
sie halten auf
» meer vervoegingen van aufhalten

afbreken, opbreken, opheffen, staken, stelpen, stoppen, stopzetten {ww.}
einstellen
beenden
Einhalt gebieten
ein Ende machen

wij stoppen
jullie stoppen
zij stoppen

wir stellen ein
ihr stellt ein
sie stellen ein
» meer vervoegingen van einstellen

uitzetten, afzetten, stoppen {zn.}
abstellen
ingezet stuk, lap, lapwerk, opgezet stuk, stop (mv. stoppen), verstelgoed {zn.}
geflickte Stelle
Flicken [m] (der ~)
plug, prop, stekker, stop (mv. stoppen), stopmiddel, tap {zn.}
Pfropfen [m] (der ~)
Spund [m] (der ~)
Stöpsel [m] (der ~)


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ik kon Tom niet stoppen.

Ich konnte nicht aufhören Tom.

Hij besliste te stoppen met roken.

Er beschloss mit dem Rauchen aufzuhören.

Ik kon niet stoppen met lachen.

Ich konnte nicht aufhören zu lachen.

Het zal gauw stoppen te regenen.

Es hört bald auf zu regnen.

Ge zoudt moeten stoppen met roken.

Sie sollten aufhören zu rauchen.

Je zou beter stoppen met roken.

Du solltest besser mit dem Rauchen aufhören.