Vertaling van storten

Inhoud:

Nederlands
Duits
storten, strooien {ww.}
schütten

wij storten
jullie storten
zij storten

wir schütten
ihr schüttet
sie schütten
» meer vervoegingen van schütten

gieten, plengen, schenken, storten, vergieten {ww.}
schütten
gießen

wij storten
jullie storten
zij storten

wir schütten
ihr schüttet
sie schütten
» meer vervoegingen van schütten

mieteren, storten {ww.}
hinstürzen
stürzen

wij storten
jullie storten
zij storten

wir stürzen hin
ihr stürzt hin
sie stürzen hin
» meer vervoegingen van hinstürzen

betalen, dokken, storten, uitbetalen, uitkeren, voldoen {ww.}
bezahlen
zahlen
entrichten
einzahlen
auszahlen
abzahlen

wij storten
jullie storten
zij storten

wir bezahlen
ihr bezahlt
sie bezahlen
» meer vervoegingen van bezahlen

We moeten altijd meer betalen.
Wir müssen immer mehr bezahlen.
Wie gaat het eten betalen?
Wer wird das Essen bezahlen?


Gerelateerd aan storten

strooien - gieten - plengen - schenken - vergieten - mieteren - betalen - dokken - uitbetalen - uitkeren - voldoen