Vertaling van sussen
Inhoud:
Nederlands
Duits
stillen, sussen, temmen, tot rust brengen, verslaan {ww.}
dämpfen
züchtigen
besänftigen
züchtigen
besänftigen
wij sussen
jullie sussen
zij sussen
wir züchtigen
ihr züchtigt
sie züchtigen
» meer vervoegingen van züchtigen