Vertaling van terugspringen

Inhoud:

Nederlands
Duits
aanslaan, opspringen, stuiten, afstuiten, terugspringen {ww.}
abprallen

ik zal terugspringen
jij zult terugspringen
hij/zij/het zal terugspringen

ich werde abprallen
du wirst abprallen
er/sie/es wird abprallen
» meer vervoegingen van abprallen



Gerelateerd aan terugspringen

aanslaan - opspringen - stuiten - afstuiten