Vertaling van tippel

Inhoud:

Nederlands
Duits
wandeling [v], tippel, wandelen {zn.}
Spaziergang [m] (der ~)
Hoe was je wandeling?
Wie war dein Spaziergang?
Vroeg in de morgen heb ik een wandeling gedaan.
Frühmorgens habe ich einen Spaziergang gemacht.
aan de wandel zijn, lopen, tippelen, wandelen {ww.}
spazieren
promenieren

ik tippel

ich spaziere
» meer vervoegingen van spazieren

Hij ging wandelen.
Er ist spazieren gegangen.
Ze gaat graag alleen wandelen.
Sie geht gerne allein spazieren.


Gerelateerd aan tippel

wandeling - wandelen - aan de wandel zijn - lopen - tippelen