Vertaling van tref
Inhoud:
Nederlands
Duits
bof , buitenkansje , veine , geluk, mazzel, tref, zwijn, zwijntje , buitenkans, gelukje, meevaller {zn.}
Glück
Glücksfall
Glücksfall
Wat is geluk?
Was ist Glück?
Maar hij heeft geluk gehad.
Aber er hatte Glück.
frapperen, treffen, aandoen, aangrijpen {ww.}
erregen
angreifen
affizieren
angreifen
affizieren
ik tref
ich errege
» meer vervoegingen van erregen
aantreffen, ontmoeten, tegemoet treden, tegenkomen, treffen {ww.}
begegnen
antreffen
antreffen
ik tref
ich begegne
» meer vervoegingen van begegnen
halen, inslaan, raken, teisteren, treffen {ww.}
treffen
ik tref
ich treffe
» meer vervoegingen van treffen
raken, treffen, aandoen, aangrijpen {ww.}
erregen
angreifen
affizieren
angreifen
affizieren
ik tref
ich errege
» meer vervoegingen van erregen
vinden, bevinden, treffen, aantreffen {ww.}
finden
ermitteln
befinden
ermitteln
befinden
ik tref
ich finde
» meer vervoegingen van finden
Ik moet het vinden.
Ich muss es finden.
Ik moet het vinden.
Ich muss es finden.