Vertaling van treffen
Inhoud:
Nederlands
Duits
frapperen, treffen, aandoen, aangrijpen {ww.}
erregen
angreifen
affizieren
angreifen
affizieren
wij treffen
jullie treffen
zij treffen
wir erregen
ihr erregt
sie erregen
» meer vervoegingen van erregen
aantreffen, ontmoeten, tegemoet treden, tegenkomen, treffen {ww.}
begegnen
antreffen
antreffen
wij treffen
jullie treffen
zij treffen
wir begegnen
ihr begegnet
sie begegnen
» meer vervoegingen van begegnen
halen, inslaan, raken, teisteren, treffen {ww.}
treffen
wij treffen
jullie treffen
zij treffen
wir treffen
ihr trefft
sie treffen
» meer vervoegingen van treffen
raken, treffen, aandoen, aangrijpen {ww.}
erregen
angreifen
affizieren
angreifen
affizieren
wij treffen
jullie treffen
zij treffen
wir erregen
ihr erregt
sie erregen
» meer vervoegingen van erregen
vinden, bevinden, treffen, aantreffen {ww.}
finden
ermitteln
befinden
ermitteln
befinden
wij treffen
jullie treffen
zij treffen
wir finden
ihr findet
sie finden
» meer vervoegingen van finden
Ik moet het vinden.
Ich muss es finden.
Ik moet het vinden.
Ich muss es finden.
gevecht, kamp, slag , strijd, treffen, veldslag {zn.}
Kampf
Schlacht
Schlacht
Ze hebben het gevecht verloren.
Sie haben den Kampf verloren.