Vertaling van tuig
Inhoud:
Nederlands
Duits
canaille , geboefte , schorremorrie , gespuis, grauw, schorem, tuig {zn.}
Gesindel
tuigage , takelwerk, tuig, want {zn.}
Takelwerk
spannen, bespannen, inspannen, tuigen, optuigen, voorspannen {ww.}
anspannen
vorspannen
spannen
vorspannen
spannen
ik tuig
ich spanne an
» meer vervoegingen van anspannen
optakelen, tuigen, optuigen {ww.}
ausrüsten
auftakeln
auftakeln
ik tuig
ich rüste aus
» meer vervoegingen van ausrüsten