Vertaling van uiterlijk
Inhoud:
Nederlands
Duits
naar het uiterlijk, uiterlijk {bw.}
dem Aussehen nach
buiten-, extern, uiterlijk, uitwendig {bn.}
extern
äußere
äußerlich
Außen-
äußere
äußerlich
Außen-
buiten, daarbuiten, uiterlijk {bw.}
äußerlich
draußen
draußen
aanblik , aanzien , air , verschijning , schijn, uiterlijk, voorkomen, vóórkomen {zn.}
Erscheinung
Aussehen
Aspekt
Anblick
Aussehen
Aspekt
Anblick
aanblik , aanschijn , buitenkant , uiterlijk {zn.}
Habitus
Exterieur
Äußere
Exterieur
Äußere
air , gelaatsuitdrukking , gezicht , uiterlijk, uitzicht {zn.}
Gesicht
Miene
Äußere
Aussehen
Miene
Äußere
Aussehen
Was je gezicht.
Wasch dir das Gesicht.
Haar gezicht werd plotseling rood.
Ihr Gesicht wurde plötzlich rot.
gedaante , uiterlijk, voorkomen, vóórkomen {zn.}
Ansehen