Vertaling van uitgeput
Inhoud:
Nederlands
Duits
op, uitgeput, uitverkocht {bn.}
ausgeschöpft
leergeschöpft
erschöpft
leergeschöpft
erschöpft
uitputten, putten uit {ww.}
aufbrauchen
erschöpfen
herausschöpfen
leerschöpfen
ausschöpfen
erschöpfen
herausschöpfen
leerschöpfen
ausschöpfen
ik heb uitgeput
jij hebt uitgeput
hij/zij/het heeft uitgeput
ich habe aufgebraucht
du hast aufgebraucht
er/sie/es hat aufgebraucht
» meer vervoegingen van aufbrauchen
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Duits
Ik ben uitgeput.
Ich bin kaputt.
Hij was uitgeput toen hij thuis kwam.
Als er nach Hause kam, war er fix und fertig.