Vertaling van uitlopen
Inhoud:
Nederlands
Duits
uitgaan, uitkomen, uitlopen, uitstappen, uitstijgen, uittreden {ww.}
ausgehen
hinausgehen
ausrücken
hinausgehen
ausrücken
ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen
ich werde ausgehen
du wirst ausgehen
er/sie/es wird ausgehen
» meer vervoegingen van ausgehen
Ik kan niet uitgaan omdat ik een week geleden gewond raakte in een ongeval.
Ich kann nicht ausgehen, weil ich vor einer Woche bei einem Unfall verletzt wurde.
aflopen, eindigen, ophouden, uitgaan, uitlopen, uitraken, verlopen {ww.}
aufhören
auslaufen
ablaufen
ein Ende nehmen
zu Ende gehen
endigen
enden
auslaufen
ablaufen
ein Ende nehmen
zu Ende gehen
endigen
enden
ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen
ich werde aufhören
du wirst aufhören
er/sie/es wird aufhören
» meer vervoegingen van aufhören
Kun je alstublieft ophouden met zingen?
Könntest du bitte aufhören zu singen?
Stel u voor dat ge begint te hikken en niet meer kunt ophouden.
Stell dir vor, du bekommst einen Schluckauf und kannst nicht aufhören damit.
afrijden, uitlopen, uitvaren, vertrekken, wegrijden {ww.}
abreisen
abfahren
abfahren
ik zal uitlopen
jij zult uitlopen
hij/zij/het zal uitlopen
ich werde abreisen
du wirst abreisen
er/sie/es wird abreisen
» meer vervoegingen van abreisen