Vertaling van uitrekenen
Inhoud:
Nederlands
Duits
uitrekenen {ww.}
ausrechnen
aufzählen
aufzählen
ik zal uitrekenen
jij zult uitrekenen
hij/zij/het zal uitrekenen
ich werde ausrechnen
du wirst ausrechnen
er/sie/es wird ausrechnen
» meer vervoegingen van ausrechnen
calculeren, rekenen, berekenen, tellen, uitrekenen {ww.}
rechnen
berechnen
kalkulieren
erachten
berechnen
kalkulieren
erachten
ik zal uitrekenen
jij zult uitrekenen
hij/zij/het zal uitrekenen
ich werde rechnen
du wirst rechnen
er/sie/es wird rechnen
» meer vervoegingen van rechnen
Hij is niet verstandig genoeg om getallen in het hoofd op te tellen.
Er ist nicht intelligent genug, im Kopf zu rechnen.