Vertaling van uitschenken
Inhoud:
Nederlands
Duits
leeggieten, uitgieten, uitschenken, uitstorten {ww.}
ausgießen
ik zal uitschenken
jij zult uitschenken
hij/zij/het zal uitschenken
ich werde ausgießen
du wirst ausgießen
er/sie/es wird ausgießen
» meer vervoegingen van ausgießen