Vertaling van uitspuiten

Inhoud:

Nederlands
Duits
schoonspuiten, uitspuiten, afspuiten {ww.}
abspritzen

hij/zij/het zal uitspuiten
zij zult uitspuiten
hij/zij/het zal uitspuiten

er/sie/es wird abspritzen
sie werden abspritzen
er/sie/es würde abspritzen
» meer vervoegingen van abspritzen

sproeien, spuiten, uitspuiten, verstuiven {ww.}
sprühen
spritzen

hij/zij/het zal uitspuiten
zij zult uitspuiten
hij/zij/het zal uitspuiten

er/sie/es wird sprühen
sie werden sprühen
er/sie/es würde sprühen
» meer vervoegingen van sprühen



Gerelateerd aan uitspuiten

schoonspuiten - afspuiten - sproeien - spuiten - verstuiven