Vertaling van uittrekken

Inhoud:

Nederlands
Duits
uitrukken, uitscheuren, uittrekken {ww.}
entreißen

ik zal uittrekken
jij zult uittrekken
hij/zij/het zal uittrekken

ich werde entreißen
du wirst entreißen
er/sie/es wird entreißen
» meer vervoegingen van entreißen

bestemmen, uittrekken {ww.}
vorherbestimmen
vorausbestimmen
bestimmen
festsetzen
ausersehen

ik zal uittrekken
jij zult uittrekken
hij/zij/het zal uittrekken

ich werde vorherbestimmen
du wirst vorherbestimmen
er/sie/es wird vorherbestimmen
» meer vervoegingen van vorherbestimmen

afdoen, afleggen, afzetten, uitdoen, uitkrijgen, uittrekken {ww.}
zurücklegen

ik zal uittrekken
jij zult uittrekken
hij/zij/het zal uittrekken

ich werde zurücklegen
du wirst zurücklegen
er/sie/es wird zurücklegen
» meer vervoegingen van zurücklegen

emigreren, uittrekken, uitwijken {ww.}
auswandern

ik zal uittrekken
jij zult uittrekken
hij/zij/het zal uittrekken

ich werde auswandern
du wirst auswandern
er/sie/es wird auswandern
» meer vervoegingen van auswandern



Gerelateerd aan uittrekken

uitrukken - uitscheuren - bestemmen - afdoen - afleggen - afzetten - uitdoen - uitkrijgen - emigreren - uitwijken